Voor Arran’s doen had hij een behoorlijke productieve ochtend gehad. Deze nacht had hij voor de verandering in één keer door kunnen slapen. Zonder nachtmerries. Zonder kopzorgen. Zonder slapeloosheid. Heerlijk. Zijn humeur was dan ook bijzonder vrolijk. Zo fit als een hoentje was hij zelfs nog een half uur voor de wekker opgestaan en had hij een lange ronde hardgelopen. Of welja, zolang je het hardlopen kon noemen. Vanochtend werd hij geconfronteerd met het feit van hoe hard zijn longen achteruit waren gegaan door het roken. Hij durfde te wedden, dat als ze zijn longen konden bekijken, dat die gitzwart zouden zijn. Maar ondanks de stroeve ronde, liet de jongen zich nog niet uit het veld slaan. Sterker nog, vandaag had hij al zijn lessen bijgewoond. Al waren er dat maar een paar.
Echter zorgde dat er wel voor dat hij nu met barstende koppijn rondliep. Want tsja, zo’n productieve dag, dat was die ouwe lamzak echt niet meer gewend. Het studenten leven was zwaar. Heel zwaar. En die overgang van het eerst helemaal niks doen, naar super veel, werkte brekend. Een les voor de volgende keer: Gewoon niet meer doen. Al had je een fijne nachtrust achter de rug, gewoon die dag geen veeleisende dingen doen. Oké, wellicht overdreef hij een beetje boel, maar school vergde meer concentratie van hem dan een gewone dag werken in de fabriek. Hij kreunde vermoeid, terwijl hij het schoolgebouw uitliep. Werken. Straks zou zijn periode weer aanbreken. Moest hij in de vrije weekenden richting Cenarion om arbeid te verrichten. Geld te verdienen. Dat laatste vooral, want de laatste keer dat hij in zijn portemonnee keek was er haast niks meer over.
Zorgen voor later. Op dit moment had Arran maar één eindbestemming: de hooghangende hangmat. Een paar dagen geleden had hij dat ding terug gevonden tussen zijn spullen. Meteen was hij daar een plekje voor gaan zoeken; de bomen achter de greenhouse. Over het algemeen was het er rustig, werd hij er niet zomaar gestoord. Wat bovenal kwam doordat hij het matje hoog had opgeknoopt. Arran hield van hoogtes. Vanaf die positie kon hij de boel goed overzien, zonder dat ze hem binnen één twee drie doorhadden.
Maar nu leek er geen rust te zijn. Het geluid van kletterend glas was te horen, wat hem diep deed fronzen. Goed, dat huisje vond hij ook geheel overbodig, maar het slopen dat was toch weer nergens voor nodig. Ineens viel zijn blik op een jongen, wat hem deed stil staan. Automatisch haalde Arran een sigaret tevoorschijn, waarna hij ‘m aanstak. De ander was nog te druk bezig met het gebroken glas om hem op te merken. Amuserend. Droogjes toekijkend nam hij enkele trekken, totdat de jongen zich ineens omdraaide. Tadaaa. Langzaam liet hij de rook tussen zijn lippen ontsnappen. ’Weetje… Als je graag glas kapot gooit, moet je in Griekenland wezen.’ Van de jongen gleed zijn blik naar het ongeplande kijkgaatje. ’Geen zorgen hoor. Je geheim is veilig.’ Vervolgens liep hij er naartoe, keek hij door het raampje naar beneden. Voorzichtig, zodat hij zich niet ongewild zou snijden aan een punt. ’Zo mooi was dit gebouwtje sowieso al niet,’ mompelde Arran binnensmonds.